Historiek

Kroniek van een orgeltijdschrift

Vele aspecten uit ons rijk en verscheiden orgellandschap hebben de internationale orgelcultuur ongetwijfeld beïnvloed. Onze gewesten zijn immers van oudsher centra geweest met orgelmakers die over de grenzen heen vermaard zijn geworden zoals Brebos, Langhedul, Forceville, Le Picard, De la Haye, Van Peteghem, Van Bever, Schyven, Loret…
Ook orgelcomponisten bleven niet achter met namen als Pieter Cornet, Abraham Van den Kerckhoven, Lambert Chaumont, Jacques-Nicolas Lemmens, Alphonse Mailly, Jozef Tilborghs, Jozef Callaerts, Flor Peeters, Gabriël Verschraegen…

Belgische 19de-eeuwse muziektijdschriften als onder meer Gazette musicale de la Belgique (1833-1834), La Belgique Musicale (1841-1859), Le Guide Musical (1855-1917) en Musica Sacra (1881-1940 – Franse editie / 1910-1940 – Vlaamse editie) besteedden aandacht aan het orgel, maar waren geen orgeltijdschriften pur sang.

Het is pas na de Tweede Wereldoorlog dat Vlaamse orgeltijdschriften het levenslicht zagen. Vier periodieken volgden elkaar op.

De Schalmei (1946 - 1950)

Met de spreuk zoo schalle "die schalmeye" werd het eerste Vlaamse orgeltijdschrift in 1946 te Gent opgericht door Berten De Keyzer en Gabriël Verschraegen. Onder de illustere medewerkers van De Schalmei vermelden we Maarten Albert Vente, Flor Peeters, Piet Visser en Charles Vanden Borren.
In het derde nummer van de eerste jaargang vinden we in de inleiding een passus terug die de doelstellingen van het tijdschrift omschrijft: 'Wij willen de archieven, die nog niet nagezien of openbaar gemaakt werden opsporen en bestuderen, om hen zo ten dienste te stellen van musicologen en geschiedschrijvers, opdat zij zich, bij de studie van de orgelgeschiedenis der Nederlanden, op positieve feiten zouden kunnen steunen. De organisten zullen een kijk hebben op de geschiedkundige waarde van hun orgel, de orgelbouwers zullen bij het restaureren en het gebeurlijk samenstellen van een dispositie, een houvast krijgen.'

Na iets meer dan één lustrum werd het tijdschrift in 1950 beëindigd. Berten De Keyzer neemt voor een laatste maal het woord:

'morendo triste…ma non troppo'
'Ondanks alles, kunnen wij terugblikken op een waardevol lustrum. […] Ons archiefonderzoek laat een orgelhistorisch boekdeel na dat geen orgelhistoricus ter wereld, ongestraft over het hoofd kan zien.' […]

De Praestant (1951 - 1972)

Flor Peeters en Titus Timmerman sloten hierop haast naadloos aan met de publicatie van een nieuwe orgelperiodiek De Praestant, dit naar aanleiding van het Orgelcongres dat van 4 tot 7 augustus 1951 in de abdij te Tongerlo werd gehouden. De toenmalige redactieraad bestond uit Charles Hens, Gabriël Verschraegen, A. Stevens, Albert De Klerk, Hennie Schouten en J. Vermeulen. Na de lancering van een eerste proefnummer in 1951 stak de redactie vanaf 1952 definitief van wal met een driemaandelijkse uitgave die zich niet enkel tot Vlaanderen richtte maar tot de hele Nederlanden. Bij elke editie werd een orgelpartituur toegevoegd 'klein, modern en technisch niet te moeilijk' dixit de redactie. Ruim twee decennia later, in 1972, liep het laatste nummer van de pers.

Luister van het orgel I (1973)

Opnieuw werd de teloorgang van een orgeltijdschrift gestuit door de start van een nieuw vakblad. De redactie bestaande uit Kamiel D'Hooghe, Agnes Dumon, Antoon Fauconnier en Ghislain Potvlieghe brachten in 1973 Luister van het orgel I van de Acta Organologica Flandriae uit, dat door de uitgeverij De Monte in Leuven werd gepubliceerd.
De doelstellingen werden door D'Hooghe in een begeleidende wervingsbrief helder gemotiveerd: 'Indien wij in er in dit land voor willen zorgen dat de volgende generatie nog historische orgels kan bespelen, zal nu moeten geëist worden dat de conservatoriumstudenten niet verder op slechte instrumenten les krijgen en dat zij belangstelling tonen voor het historische orgelpatrimonium. De orgelbouw als kunstambacht moet met alle prioriteiten gered worden. Zoniet verliezen wij onze orgels en onze orgelbouwtraditie.'

Het bleef echter bij een fraai uitgegeven eenling rond de figuur van de Ieperse orgelmaker Jacobus Van Eynde (eind 17de eeuw – †1719) met artikels van Ghislain Potvlieghe en Antoon Fauconnier. De economische gevolgen van de oliecrisis zorgden immers voor twijfels over de leefbaarheid van een nieuw Vlaams orgeltijdschrift.

Orgelkunst (1978 - )

Vijf jaar later werd in 1978 te Grimbergen Orgelkunst boven de doopvont gehouden. Dit orgelblad ontstond vanuit een intense dynamiek van geëngageerde gelijkgestemden rond het gedachtengoed over de orgelcultuur en het orgelbeleid in Vlaanderen, met als basis een grondige studie van het Vlaamse orgelerfgoed, getoetst aan internationale tendensen en criteria. Een krachtige orgelstroom werd op gang getrokken waarbij de studie van de historische orgels en het orgelmaken op ambachtelijke basis verder werd ontwikkeld en verruimd. Vanuit deze overtuiging en voortschrijdend inzicht werd aan de weg getimmerd.

In de inleiding van het eerste nummer trok voormalig hoofdredacteur Kamiel D'Hooghe reeds duidelijke krijtlijnen: 'De oprichting van een orgeltijdschrift met een beleidsvisie, gegroeid vanuit de eigen noden en problemen, en hierbij gesteund door orgelprominenten uit binnen- en buitenland, werd een dwingende noodzaak. Het historische orgel in Vlaanderen is inderdaad nog steeds bedreigd door een ondoordachte vernieuwingsdrang en door grote verwarring.
Teneinde dit unieke cultuurgoed te beschermen dient ook de Overheid te worden ingelicht betreffende de stand van zaken, waarvoor een wetenschappelijk tijdschrift uiteraard onontbeerlijk is.
Willen wij onze orgelcultuur betekenis verlenen, dan dient orgelbouw als kunstambacht het uitgangspunt te zijn.'

Orgelkunst startte haar werkzaamheden aanvankelijk in een los samenwerkingsverband. Op 27 oktober 1980 werd overgegaan tot de formele oprichting van de 'Vlaamse Vereniging ter Bevordering van de Orgelkunst' (V.V.B.O.), een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de statuten in het Belgisch Staatsblad van 16 april 1981 werden gepubliceerd. De stichtende leden waren Kamiel D'Hooghe, Agnes Dumon, Antoon Fauconnier, Bernard Huys, Ghislain Potvlieghe en Patrick Roose. Robert Deleersnyder versterkt de redactieraad bij de uitgave van het decembernummer 1978.
De mandaten werden statutair als volgt vastgelegd: Kamiel D'Hooghe, voorzitter; Bernard Huys, ondervoorzitter en Patrick Roose, beheerder-secretaris.