2021.03
Los nummer

2021.03

€ 10
(prijs België)
€ 18
(prijs Europa)
€ 20
(prijs buiten Europa)

Joren Vermeersch
Red onze kerken van de ondergang

Léon Berben
Jan Pieterszoon Sweelinck herdacht

Benoît Mernier
Transcriptie Deuxième Choral van César Frank

Bart Wuilmus
Orgels in Neigem en Ninove gerenoveerd

Bestellen

* Joren Vermeersch
[column] Red onze kerken van de ondergang
 

* Léon Berben
Jan Pieterszoon Sweelinck herdacht
De Amsterdamse componist en klavierspeler Jan Pieterszoon Sweelinck werd in zijn tijd uitermate gewaardeerd en had een grote invloed op de volgende generatie. 
Rond de uitvoering van zijn klavieroeuvre bestaan er nog vele vragen zoals: voor welk instrument werd iedere compositie geschreven; bestaat er überhaupt een scheiding tussen orgel- en klavecimbelwerken; hoe gaan we om met het feit dat sommige stukken voorzien zijn van versieringen en andere weer niet; wat betekenen de versieringssymbolen, en belangrijk voor organisten: hoe kunnen zijn werken geregistreerd worden? 
Over Sweelinck zelf bezitten we nauwelijks informatie. Er is zelfs geen autograaf van zijn klavierwerken bewaard. Om die reden zijn we afhankelijk van andere, indirecte bronnen. Voor bepaalde aspecten, zoals het aanbrengen van versieringen, is er sprake van een soort Europese praktijk, al dan niet met bepaalde lokale 'dialecten'. Vele bronnen uit verschillende landen en ook uit een ruimer tijdperk geven vaak eenzelfde beeld als het over versieringen en uitvoering gaat.
Interessant zijn de uit zijn tijd bewaard gebleven registratie-aanwijzingen die vaak een ander beeld geven dan die bij uitvoeringen van vandaag. Zo werd destijds veelvuldig gebruikt gemaakt van registraties met 'gaten', die een zeer gevarieerd, kleurrijk palet bieden. 
Componeerde Sweelinck zijn werken voor een bepaald instrument? En voor wie? Ik denk dat het overgrote deel van zijn werken op elk toetsinstrument kan worden uitgevoerd. Sweelinck schrijft slechts tweemaal pedaalgebruik voor! Aan de andere kant ontbreekt in zijn werk de voor het klavecimbel zo typische 'style luthé'. Zijn eigen orgels hadden een tessituur vanaf FF/F in de bas, maar moderne orgels in Sweelincks omgeving hadden een omvang vanaf C. Dus ook het argument om een compositie op basis van de klavieromvang aan een bepaald instrument toe te wijzen, is niet mogelijk. 
De nagelaten werken van Sweelinck zullen voornamelijk als lesmateriaal bedoeld zijn: exemplarische voorbeelden om weer te geven hoe in een bepaalde vorm gecomponeerd of geïmproviseerd kan worden. Dat maakt de muziek niet minder waard, integendeel! 
Beschrijvingen uit de 16de en 17de eeuw tonen aan dat er op orgels zeker ook wereldlijke muziek werd gespeeld. Bovendien zullen goede en professionele musici geïmproviseerd hebben en is daarmee ook ons beeld van een vast 'Urtext'-orgelrepertoire misschien niet juist. 
Er zullen ongetwijfeld verschillen tussen uitvoerders geweest zijn die al dan niet veel versieringen aanbrachten en vrij met de muziek zijn omgegaan. Ook daarover geven bronnen ons veel leerrijke informatie.
 



[F] Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) commémoré 
De son vivant, le compositeur et claviériste amstellodamois Jan Pieterszoon Sweelinck jouit d'une excellente réputation et exerça une influence décisive sur la génération suivante.
L'interprétation de son œuvre pour clavier ne cesse de susciter de nombreuses questions :
- pour quel instrument chacune de ses œuvres fut-elle composéé ?
- Existe-t-il une réelle distinction entre les œuvres pour orgue et d'autres pour clavecin ?
- Quelle approche pour des œuvres pourvues d'agréments et d'autres qui ne le sont pas ?
- Quel est le sens des symboles d'ornements ?
- Et plus important encore pour les organistes, comment choisir ses registrations ?

Sweelinck lui-même nous laissa très peu d'informations, même pas un autographe de ses œuvres pour clavier. C'est pourquoi l'on dépend de sources
indirectes. Pour certains aspects, comme le recours aux agréments, il est question d'une sorte de pratique européenne, même si certains 'dialectes' locaux sont à distinguer. De nombreuses sources provenant de plusieurs pays, et même d'un cadre temporel plus vaste, s'accordent très souvent sur la question des agréments et de l'interprétation.
L' on notera les indications de registration de son époque qui nous sont parvenues et qui montrent une autre réalité face aux interprétations contemporaines. Ainsi, le recours à des registrations 'creuses', offrant une palette sonore très variée et particulièrement riche en timbres, s'était généralisé. Sweelinck composait-il ses œuvres pour un instrument particulier ? Et à l'attention de qui ? Je pense que la plupart de ses œuvres peuvent être
interprétées par chaque instrument à clavier. Sweelinck ne demande l'emploi de la pédale qu'à deux reprises ! Ceci dit, le 'style luthé', tellement typique du clavecin, reste entièrement étranger à ses œuvres. Les orgues dont il se servait se caractérisaient par une étendue de clavier à partir de FF/F à la basse. Cependant, l'étendue de certains instruments plus modernes dans le voisinage de Sweelinck commençait au C. En conséquence, il s'avère impossible d'attribuer une composition à un instrument spécifique se basant sur l'étendue du clavier.
Sans doute, les œuvres de Sweelinck laissées à la postérité auront eu une portée principalement didactique censée illustrer les différentes formes de composition ou d'improvisation. Cela n'enlève rien à la qualité de cette musique, bien au contraire ! Les descriptions des XVIème et XVIIème siècles indiquent que les orgues se prêtaient également à la musique profane. Il porte à croire que de bons organistes professionnels se livraient à l'improvisation, ce qui peut nous amener à revoir notre perception d'un répertoire d'orgue dit 'Urtext'. En tout état de cause, il impose de se rendre compte des différences parmi les interprètes, de leur goût d'apporter des ornements et de leur libre approche de la musique tout court. A ce sujet, les sources continuent à nous livrer également de précieuses informations instructives. [Traduction: Joël Hooybergs]    

* Benoît Mernier
Een transcriptie voor orgel en orkest van de Deuxième Choral en si mineur van César Fracnk door Benoît Mernier

Het idee om de Deuxième Choral van Franck te orkestreren, is ontstaan op uitnodiging van Peter de Caluwe, directeur van de Munt, om een 'stuk voor orgel en orkest van een tiental minuten' te spelen tijdens het openingsconcert van het seizoen van de Munt in Bozar, in september 2020. De gelegenheid was te mooi om waar te zijn! Eindelijk kon ik op papier zetten wat ik me bij het spelen van dat werk altijd inbeeldde …

De orkestbezetting omvat de houtblazers per twee (met een basklarinet, een Engelse hoorn en een contrafagot), vier hoorns, twee trompetten, twee trombones, een bastuba, vier cymbalen, een symfonisch orgel met drie manualen en pedaal, een strijkkwintet (met twaalf eerste violen, tien tweede violen, acht altviolen, zes cello's en vier contrabassen met vijf snaren), wat neerkomt op ongeveer zestig musici.

De gekozen orkestrale benadering wil van dit Choral geen Concerto voor orgel maken, maar is eerder de uitdrukking van een persoonlijke interpretatie. In die zin werd een bepaald aantal tempoaanduidingen en voorstellen voor metronoomaanwijzingen toegevoegd, waarbij het orkest in zekere zin het werk kan doen klinken op een nieuwe manier die tegelijkertijd in een traditie verankerd zit. Bepaalde registraties uit de originele uitgave werden eveneens gewijzigd om ze beter met het orkest te kunnen combineren.

Deze orkestrale bewerking is functioneel, d.w.z. dat ze de vorm en de afgeleide frasering in het originele werk probeert te bepalen. Ze speelt deels op de afwisseling tussen orgel en orkest, waarbij een soort van geluidscontinuum wordt gecreëerd.

 


César Frank. Foto Pierre Petit.                Benoît Mernier. © Bozar/Yves Gervais   

      
* Bart Wuilmus
Orgels in Neigem en Ninove gerenoveerd

In de Oost-Vlaamse stad Ninove en de deelgemeente Neigem rondde orgelmaker Jos Moors in 2020 twee renovaties af. De Sint-Margarethakerk te Neigem herbergt hoogstwaarschijnlijk de eersteling van Pieter-Hubertus Anneessens uit 1834. In de voormalige abdijkerk van Ninove vervaardigde Joannes-Baptista Forceville in 1728 een majestueus instrument met overweldigende proporties. Het opzet van beide projecten was het verbeteren van de technische staat en de bijsturing van het klankbeeld.

  
Ninove, voormalige abdijkerk, Johannes-Baptista Forceville-orgel uit 17284. © Orgelkunst  | Luk Bastiaens


Leo van Doeselaar: In memoriam Liuwe Tamminga (67)

   
* Nieuwe uitgaven
Recensies 
. [boek] K. Estermann [ed.] | Tiroler Orgelschatz – Band V: Die Orgeln der Hofkirche in Innsbruck
. [cd] Portret van een Schyven-orgel | Peter Ledaine
. [cd] Die Kunst der Fuge Christiaan Ingelse
 
* Berichten

* Inhoudsoverzicht internationale orgeltijdschriften